Home

Hartstikke trots was ik toen ik in een witte panda deur ´t Grunniger land broesde. Nadat ik ervaring had opgedaan in het ziekenhuis ging ik jaren terug aan de slag als coördinerend wijkverpleegkundige. De ouder en de kind zorg was toen al apart ondergebracht, dus geen consultatie bureau meer voor mij. In mijn stage eerder vond ik het prikken in die kinderhieltjes nou ook niet de meest leuke klus. En als een moeder mij wanhopig aankeek, wat ze nu moest doen aan die krampjes, kon ik haar alleen maar mijn geleerde lesjes uit het boekje opdreunen. Dus die opsplitsing in de wijkzorg destijds was een goede denk ik. Maar tegelijk met mijn aanstelling had iemand ook het lumineuze idee bedacht dat indicatie stelling en zorg verlenen ook gesplitst moest worden, terwijl ik dat nu net het leukste vond aan mijn vak. Als iemand dan thuis kwam uit het ziekenhuis of ziek werd, ging ik langs om samen met de patiënt en zijn familie een plan te maken hoe we één en ander het beste konden organiseren. Wat kon de buurman doen, wat deed tante Mien en wat deed ik. Het werkte ideaal, de eerste dagen kreeg je dan goed zicht op de situatie en kon je vervolgens goed indelen en plannen, wie van het team het beste daar naar toen kon en ging vervolgens ging ik de planning rondmaken. Wekelijks was er ook overleg met de huisartsen, de zorg dichtbij georganiseerd dus.

Maar het veranderde al snel in een kille fax waarin mij werd verteld door de indicatie commissie hoeveel minuten zorg iemand moest hebben. Vijftien minuten verzorging, 5 minuten verpleeg technisch handelen, 10 minuten huishoudelijke zorg. Kortom ik kwam als wijkverpleegkundige alleen nog om een catheter-zak aan te sluiten, een stoma te verzorgen of insuline te spuiten, het wassen kwam iemand anders doen. Terwijl het verzorgen, zeker van terminale patiënten zoveel meer is dan feitelijk het wassen. Dat zijn de momenten dat je praat, contact legt, dat zijn de ware zorgmomenten, waarin je iemand kunt helpen te ontzorgen. Dit soort zorg in minuten uitgedrukt is onwerkbaar, zeker bij bepaalde chronische aandoeningen is de ene dag de andere niet. Op een goede dag had ik iemand in 30 minuten schoon en fris in de kleren maar had iemand een slechte dag of werkte iemand zijn spastische spieren niet mee, dan was je zo maar een uur kwijt. En soms is die ene kop koffie met een patiënt drinken heilzamer dan 10 pillen.

Centraliseren, decentraliseren, centraliseren etc. We leren het maar niet. De basis van de zorg moet in mijn ogen decentraal georganiseerd zijn, dichtbij de patiënt. Koppel de wijkverpleegkundigen aan de huisartsenpraktijk. Laat die twee de thuiszorg coördineren, korte lijntjes, ook met het ziekenhuis.
Zorg is maatwerk, in hoeverre die maatbeker gevuld wordt kan het beste beoordeeld worden door iemand die de patiënt en zijn omgeving kent.

Maar het begint bij onszelf. Zelf nadenken over wat als, wat als ik ziek word. Kan ik mezelf redden? Is mijn huis erop berekend? En wie in mijn omgeving zou ik eens kunnen helpen, een boodschap voor iemand doen, iemand een keer ergens naar toe brengen? Als we ons allemaal nou eens over iemand zouden ontfermen, daarmee besparen we onvoorstelbaar veel. Dus investeren in wijkverpleegkundigen uitstekend idee, maar niet als bezuinigingsmaatregel.